Haagse Courant 02-07-05 - Bert Jansma

NORTH SEA JAZZ | Susanne Alt ‘Geen kloon zijn van iemand’
En toen was er weer een jazzsaxofoniste bij. We hadden al Carolyn Breuer die hier studeerde, maar terug ging naar Duitsland. Tineke Postma maakte twee cd’s en gaat straks Amerika veroveren in de band van drummer Terri Lynn Carrington. En dan is er Susanne Alt. Ze nam met haar kwartet net een cd in eigen beheer op (‘Nocturne’) waarvan ze er in korte tijd al vijfhonderd - en dat halen sommige sterren niet eens - verkocht via haar website, jazz-speciaalzaken en optredens. Ze debuteert nu op North Sea Jazz. “Ik kom er al tien jaar en nu sta ik er zelf met mijn eigen band. Een geweldige eer.”
Susanne Alt: ‘Ik wil muzikaal heel breed zijn. In de praktijk moet je ook wel. Er komen steeds meer muzikanten bij.’
Susanne Alts eerste cd valt op door verrassend eigen werk: emotionele stukken naast goed in het gehoor liggende, groovy thema’s. Ze denkt al aan een opvolger: “Daarop wil ik meer met de elektrische piano, Fender Rhodes, gaan doen”, zegt ze, “maar niet commercieel. Dan word ik onmiddellijk vergeleken met Candy Dulfer en dat heb ik tot nu toe maar weinig gehoord. En daar ben ik blij om. Ik vind Candy hardstikke goed, maar het is allemaal wat overgeproduceerd.”
Susanne Alt komt uit Würzburg en begon daar sax te spelen: “Vonden de jongens heel stoer en die vroegen me of ik mee wilde gaan naar workshops in de buurt, in Erlangen. De eerste keer daar was ik veertien of vijftien jaar. Toen wist ik dat ik muziek wilde studeren. De tweede keer ging ik denken aan jazz. En de derde keer wist ik het zeker.”
Ze won er een competitie voor jong talent, kreeg er een beurs en op advies van een Duitse trombonist ging ze in Amsterdam studeren. “Mijn ouders geven allebei muziekles; vader componeert en schrijft gedichten, moeder geeft gitaarles. Ze hebben me meteen geholpen. We letten niet op je keuzes, maar als je kiest, moet je consequent zijn en doorzetten, vonden ze. Ze zijn verre van rijk, maar mijn moeder is extra-lessen gaan geven om mij hier in Amsterdam te steunen.”
Ze had er les van onder anderen Ferdinand Povel en Jasper Blom, daarna ging ze naar Berlijn om bij Peter Weniger verder te studeren. Op haar cd staat een opdracht aan hem ‘Thanks for making me compose’. “Ik had hier alle basisdingen geleerd, jammer dat het vaak niet zo persoonlijk was, maar dat is onmogelijk als je met vijfentwintig saxofoonstudenten bent. In Berlijn waren er maar zes. En Weniger is echt een pedagoog, dat maak je niet meer mee. Hij heeft me verboden om standards te spelen. Voor mijn examen moest ik van hem mijn eigen stukken schrijven.”
Het hielp haar in het ontdekken van die eigen stem. Ze wil niet negatief zijn over haar conservatoriumtijd, maar ze heeft wel kanttekeningen: “Een nadeel is dat er één soort muziek de boventoon voert: wat tussen 1940 en 1958 gemaakt is, is goeie muziek. De rest is allemaal onzin. Dat is gevaarlijk. Ik wil juist heel breed zijn en in de praktijk móet je ook wel. Er komen steeds meer muzikanten bij.”
Haar eigen smaak is ook breed. Ze hoorde Joshua Redman in Paradiso in Amsterdam: “Waanzinnig goed, hij is mijn held. Heel diep van intensiteit en vol soulelementen. Ik houd ook van Maceo Parker en van oude dingen als het werk van Cannonball Adderley. Michael Brecker vind ik steeds mooier spelen en dieper gaan. Ik kan ontzettend genieten van iemand die heel goed bebop speelt. Ik hoor niet bij de BIM-huis-gemeente die zegt dat het stoffig is. Stoffig? Het moet goed zijn, maakt niet uit of het bebop is of free.” Maar ze luistert ook naar de hiphop van Snoop Dogg en in het najaar is ze te horen in de theatershow van Ivo Niehe.
Nog een stap verder bij zichzelf kwam ze via een vriendinnetje uit Duitsland dat kwam aanzetten met een bandje dat ze destijds in Erlangen had opgenomen. “Ik zat er met tranen in mijn ogen naar te luisteren. Ik speelde daar nog zonder na te denken, funky, helemaal Maceo, knallen! Toen dacht ik: het wordt niks als ik alleen mijn leraren geloof. Ik moet mijn eigen ding doen, anders word ik zo’n kloon van iemand. Ik weet dat ik niet de beste saxofoniste van de wereld ben. Maar wat maakt dat uit? Ik wil mensen verblijden, mezelf verblijden. Het heeft niets met arrogantie te maken dat ik op dat podium wil staan. Ik wil het naar mijn zin hebben en ben bereid daarvoor te werken. Ik wil spelen.”
back to top
(De Limburger, 05-06-2025)Translation:‘Funk and Fireworks’ with Susanne Alt at the Last Jazz aan de SjtasieAfter this coming weekend’s edition, Jazz aan de Sjtasie in Swalmen will come to an end. During the farewell weekend, among others, Susanne Alt will perform—saxophonist and DJ in one.SWALMENPAUL VAN DER STEENSaxophonist Susanne Alt (47) has been performing with DJs since the late 1990s. In 2015, a booker called her with the question whether she also DJed herself. As a joke, she answered “yes.” And if you say A, you must also say B… “I took a few lessons to learn how to DJ and then just put in the hours. It has enriched me. As a saxophonist, you’re more focused on your own solos. A DJ needs to have a much broader perspective. You have to sense the atmosphere. Then you decide what kind of music is needed. There’s also quite a bit of technical knowledge involved.”In 2016, she decided to combine playing saxophone and DJing for her tour with the funky album Saxify. That act grew into Venus Tunes Live, the formation with which she will play at Jazz aan de Sjtasie in Swalmen this coming weekend. “No matter what lineup we perform with, it’s always only women. That’s been a wish of mine for a long time. Because of the automatic way in which male bands are always booked again and again. You rarely see women even in supporting roles or only as singers.”HighlightsThe band’s lineup changes. “It also depends on the wishes of whoever books us and what else is on the program. Sometimes it’s me with one singer and one percussionist, with all three of us DJing as well, to two singers, a violinist, a percussionist, and myself on sax and as DJ. The music also varies, depending on the type of audience and the atmosphere: sometimes it stays fairly mellow, other times it’s all about funk and fireworks.”Alt, born in Germany but now living in the Netherlands longer than she ever lived in her homeland, wants performances to be more than one-way traffic. “They only become real highlights when there’s social interaction: between musicians and with the audience. You can move people with your playing, but also get them to sing and dance along.”TributeBesides Venus Tunes Live, Alt still tours with the material from her jazz album Royalty for Real, which was released early last year. The idea for that album arose during the pandemic. “With all the time to reflect, I concluded that it was time for a real jazz project and it became a hommage to trumpeter Roy Hargrove (1969–2018). I’ve always admired him. Because of his playing, with which he could say so much with so few notes. Especially his ballads have always stayed with me. Also I loved the way he approached jazz; he always was looking for jazz sessions where he could join and play, encourage other musicians.. I recorded Royalty for Real in New York with musicians Roy often played with.”Hargrove, along with Joshua Redman, was one of the musicians who first introduced the then-teenage Alt to jazz. “Both my parents worked in music. But they didn’t listen to jazz. I myself had classical saxophone lessons since I was twelve. In Bavaria, where I grew up, saxophone was mainly destined for concert bands. But I knew the saxophone was also a real jazz instrument.”VideotapesAlt went looking for the music herself. “I would record jazz concerts on videotapes that aired on TV at night. And I went to the library to read biographies of musicians and dive deeper into jazz history.”Hargrove and Redman were not only gifted instrumentalists, but also young and cool. Years later, she met them at jam sessions at festivals like North Sea Jazz.“I didn’t push myself forward there, but waited calmly for my moment. If you didn’t immediately play a five-minute solo, the famous Americans also liked getting to know the local musicians that way. I immediately had a good connection with Hargrove. A kind of friendship developed.”In the coming years, Alt wants to play many styles mixed together and provide entertainment. “For me, there’s only bad and good music. I like to contribute to good music. And in my case, it preferably has to groove.”Jazz aan de Sjtasie takes place 6th, 7th and 8th of june at the previous station in Swalmen. performing artists are a.o. Benjamin Herman, Han Bennink, Hans Dulfer, Philip Catherine, Mike Roelofs and Bart Oostindie. - Susanne Alt: ‘Ik wil muzikaal heel breed zijn. In de praktijk moet je ook wel. Er komen steeds meer muzikanten bij.’Susanne Alts eerste cd valt op door verrassend eigen werk: emotionele stukken naast goed in het gehoor liggende, groovy thema’s. Ze denkt al aan een opvolger: “Daarop wil ik meer met de elektrische piano, Fender Rhodes, gaan doen”, zegt ze, “maar niet commercieel. Dan word ik onmiddellijk vergeleken met Candy Dulfer en dat heb ik tot nu toe maar weinig gehoord. En daar ben ik blij om. Ik vind Candy hardstikke goed, maar het is allemaal wat overgeproduceerd.”Susanne Alt komt uit Würzburg en begon daar sax te spelen: “Vonden de jongens heel stoer en die vroegen me of ik mee wilde gaan naar workshops in de buurt, in Erlangen. De eerste keer daar was ik veertien of vijftien jaar. Toen wist ik dat ik muziek wilde studeren. De tweede keer ging ik denken aan jazz. En de derde keer wist ik het zeker.”Ze won er een competitie voor jong talent, kreeg er een beurs en op advies van een Duitse trombonist ging ze in Amsterdam studeren. “Mijn ouders geven allebei muziekles; vader componeert en schrijft gedichten, moeder geeft gitaarles. Ze hebben me meteen geholpen. We letten niet op je keuzes, maar als je kiest, moet je consequent zijn en doorzetten, vonden ze. Ze zijn verre van rijk, maar mijn moeder is extra-lessen gaan geven om mij hier in Amsterdam te steunen.”Ze had er les van onder anderen Ferdinand Povel en Jasper Blom, daarna ging ze naar Berlijn om bij Peter Weniger verder te studeren. Op haar cd staat een opdracht aan hem ‘Thanks for making me compose’. “Ik had hier alle basisdingen geleerd, jammer dat het vaak niet zo persoonlijk was, maar dat is onmogelijk als je met vijfentwintig saxofoonstudenten bent. In Berlijn waren er maar zes. En Weniger is echt een pedagoog, dat maak je niet meer mee. Hij heeft me verboden om standards te spelen. Voor mijn examen moest ik van hem mijn eigen stukken schrijven.”Het hielp haar in het ontdekken van die eigen stem. Ze wil niet negatief zijn over haar conservatoriumtijd, maar ze heeft wel kanttekeningen: “Een nadeel is dat er één soort muziek de boventoon voert: wat tussen 1940 en 1958 gemaakt is, is goeie muziek. De rest is allemaal onzin. Dat is gevaarlijk. Ik wil juist heel breed zijn en in de praktijk móet je ook wel. Er komen steeds meer muzikanten bij.”Haar eigen smaak is ook breed. Ze hoorde Joshua Redman in Paradiso in Amsterdam: “Waanzinnig goed, hij is mijn held. Heel diep van intensiteit en vol soulelementen. Ik houd ook van Maceo Parker en van oude dingen als het werk van Cannonball Adderley. Michael Brecker vind ik steeds mooier spelen en dieper gaan. Ik kan ontzettend genieten van iemand die heel goed bebop speelt. Ik hoor niet bij de BIM-huis-gemeente die zegt dat het stoffig is. Stoffig? Het moet goed zijn, maakt niet uit of het bebop is of free.” Maar ze luistert ook naar de hiphop van Snoop Dogg en in het najaar is ze te horen in de theatershow van Ivo Niehe.Nog een stap verder bij zichzelf kwam ze via een vriendinnetje uit Duitsland dat kwam aanzetten met een bandje dat ze destijds in Erlangen had opgenomen. “Ik zat er met tranen in mijn ogen naar te luisteren. Ik speelde daar nog zonder na te denken, funky, helemaal Maceo, knallen! Toen dacht ik: het wordt niks als ik alleen mijn leraren geloof. Ik moet mijn eigen ding doen, anders word ik zo’n kloon van iemand. Ik weet dat ik niet de beste saxofoniste van de wereld ben. Maar wat maakt dat uit? Ik wil mensen verblijden, mezelf verblijden. Het heeft niets met arrogantie te maken dat ik op dat podium wil staan. Ik wil het naar mijn zin hebben en ben bereid daarvoor te werken. Ik wil spelen.”